Silver is ongeveer onze achterbuurman, maar we kunnen hem nooit vanuit ons huis zien door de hoge muur die onze tuinen scheidt. We kwamen elkaar af en toe tegen vanaf dat Silver een puppy was, maar de twee honden zijn pas vriendjes sinds ze elkaar tegen kwamen ergens afgelopen zomer bij de rivier. Voor de honden was het een feestje van dollen en rennen. En ook de twee mensen bleken, zij het nog voorzichtig aftastend, prima met elkaar overweg te kunnen. Sindsdien zijn we elkaar nog een paar keer op een wandeling tegen gekomen. Silvers vrouwtje is een stuk jonger dan ik, maar we houden kennelijk van dezelfde soort lange wandelingen en zij is bereid om zich aan mijn wat langzamer wandeltempo aan te passen. Baba laat zich graag uitdagen door de ruim twee jaar jongere Silver.
Halverwege november appt Silvers baasje me om voor het eerst uit te nodigen samen met haar en Silver per auto naar een wandelgebied te gaan. We hebben een genoeglijke wandeling met zijn vieren in de Soesterduinen.
De volgende dag komen we onze achterburen tegen bij de hondenspeelweide in het park. Zowel voor Silvers vrouwtje als voor mij is het een ongebruikelijk tijdstip, drie uur ’s middags, maar onze beider dagen liepen kennelijk zo.
De dag erna gaan Baba en ik na een paar momenten van uitstel, op weg naar de Voorveldse polder. Ik heb een bepaalde route in mijn hoofd, maar eenmaal onderweg verander ik een paar keer van gedachten en verleng zo de wandeling. Als we bij het begin van de polder zijn, gaat Baba er vandoor om op verkenning te gaan bij het nieuwe asielzoekerscentrum waar Oekraïners worden gehuisvest. Het duurt even voor hij terug komt.
Als we eindelijk verder de polder in lopen komen we Silver en zijn mens tegen. Derde dag op een rij. Twee minuten eerder of later op die plek gearriveerd hadden we ze gemist. Het wordt me te toevallig.
Ik moet denken aan de nachtelijke ontmoetingen met Loes en haar vrouwtje. Ze gaan vaak laat nog even naar het park en lopen daarbij een klein stukje van de route die Baba en ik bij ons laatste wandelingetje van het etmaal ook lopen. De tijdstippen voor die laatste wandelingen variëren flink: ergens tussen 11 uur ’s avonds en diep in de nacht. Dat we elkaar toch tegenkomen is me al jaren te toevallig. Bovendien is het me opgevallen dat ik altijd als we de deur uitgaan, aan Loes en haar vrouwtje moet denken voor we ze ergens op die nog geen 200 meter samenvallende route tegenkomen.
De honden zorgen ervoor dat we elkaar tegenkomen, zeg ik tegen Silvers vrouwtje. Ja dat lijkt er wel op, zegt ze, maar we hebben allebei geen idee hoe dat werkt. Wellicht ruiken ze elkaar, of voelen elkaar, of zou telepathie er iets mee te maken hebben?
Die nacht kan ik de slaap niet vatten. Ik besluit liggend in bed te mediteren. Ik pas daarbij de technieken toe die ik aan het leren ben van het cursusboek ‘communicatie met dieren’ door Carol Gurney. Voor Baba is het kennelijk het signaal dat ik weer open sta om hem te verstaan.
Ik ‘hoor’ hem guitig vragen: “Jij wil weten hoe we dat doen, elkaar vinden?”
Baba legt me in korte zinnen uit dat hij en Loes al op afstand besluiten dat het tijd is om elkaar weer te zien. Dan sturen ze ons gedachten waardoor we later of eerder de deur uit gaan, ja ze schromen zelfs niet om zich slapend voor te doen om tijd te rekken. Zo doet hij dat ook met Silver.
Midden in de nacht lig ik te schaterlachen om die slimme honden die ons dus gewoon bij de neus nemen, sterker: manipuleren om elkaar te kunnen ontmoeten.